
J'étudie le pronon ER actuellement en cours mais bon la prof explique pas super bien...


1 : j'aime bien cette photo. Je la regarde souvent
Ik houd van deze foto. Ik kijk er vaak vandaan.
2 : Il aime toujours Anvers? Oui, il y habite depuis deux ans.
Houdt hij altijd van Antwerpen? Ja, hij woont er sinds twee jaar vandaan.
3 : Est-ce qu'il y a encore des places libres? Il y en a encore deux.
Zijn er nog vrije plaatsen? Er zijn nog er twee.
4 : Est-ce que tu y comprends quelque chose? Non, je n'y comprends rien.Begrijp je er iets? Nee, ik begrijp er niets.
5 : Promet-moi de venir. Je te promet d'y réfléchir.
Beloof mij te komen. Ik beloof jou, dat ik erover zou nadenken.
Pour le second exos, fallait placer le pronom ER là où il fallait...
1 : Is ER nog wijn? Ja, ER is nog een betje.
2 : Wie staat ER naast je? Dat is mijn vader.
3 : Je kan geen fiets van me lenen, want ik heb ER geen.
4 : Is ER ergens een postkantoor? Ja, ER is één in de volgende straat rechts.
5 : Ik kom uit Groningen, maar ik woon ER niets.
Un énorme MERCI!

Flamy